Door de verdichting van de stad worden daken steeds vaker ingezet om maatschappelijke uitdagingen zoals de energietransitie en biodiversiteitsverlies aan te pakken. Groendaken met sedum worden regelmatig gecombineerd met zonnepanelen, maar deze niet-inheemse planten sluiten niet goed aan bij de lokale biodiversiteit. Tegelijkertijd zorgen langere periodes van droogte ervoor dat veel groendaken extra bewatering nodig hebben, wat de toch al schaarse drinkwatervoorziening verder onder druk zet. Kunnen inheemse planten, groeiend op regeneratieve bodem, een duurzamer en effectiever alternatief bieden? Dakbloemenweide denkt van wel.
Innovatieve inheemse groendaken
Dakbloemenweide ontwikkelt een innovatief, regeneratief groendak met ruim 40 inheemse plantensoorten om zowel duurzame energieopwekking als lokale biodiversiteit te bevorderen. Inheemse planten verdampen mogelijk meer water dan sedum, wat kan bijdragen aan een natuurlijke koeling van zonnepanelen om zo hun efficiëntie te verhogen. Tegelijkertijd dragen deze inheemse planten extra bij aan de biodiversiteit, omdat ze verschillende ecologische functies vervullen en schuilplekken en voedsel bieden voor insecten en vogels.
Daarnaast onderzoekt het projectteam hoe een inheems groendak volledig zelfvoorzienend kan zijn met alleen regenwater – zonder complexe irrigatiesystemen. Hiervoor wordt een slimme dakopbouw getest, bestaande uit circulaire dakbedekking (IKO), een retentielaag met kratten en vlies, en variërende diktes substraat (de voedingsbodem voor planten). Deze opbouw houdt meer regenwater vast en geeft het geleidelijk af aan de planten dankzij capillaire werking – een natuurlijk proces waarbij water via fijne poriën omhoog wordt gezogen. De retentielaag helpt om piekbuien op te vangen en zorgt ervoor dat de planten water beschikbaar hebben, zelfs tijdens langere periodes van droogte.
Een vergelijkbaar systeem wordt getest in combinatie met zonnepanelen (geleverd door SolarNRG) en het herbruikbare krattensysteem van Groofer, beplant met laagblijvende inheemse soorten. Ook daar wordt niet geïrrigeerd: de wateropslag in het Dakbloemenweide substraat zorgt voor de nodige reserves bij droogte. Zo wordt het onderhoud beperkt, de biodiversiteit bevordert en blijft het dak klimaatbestendig.
Testen op The Green Village
De Dakbloemenweide ligt met twee testopstellingen op The Green Village: op het dak van de Control Room en op het dak van Office Lab. Er worden twee onderzoeken uitgevoerd:
- In samenwerking met de Vrije Universiteit wordt onderzocht of het groendak met inheemse planten op het Office Lab zorgt voor natuurlijke koeling, en zo de efficiëntie van zonnepanelen verhoogt. Hiervoor is het modulaire Groofer-krattensysteem gevuld met Dakbloemenweide-substraat en beplanting. Dankzij de verankering en het lichte gewicht (tot ca. 100 kg/m²) is het geschikt voor veel soorten daken. Het inheemse groen dient daarbij als ballast voor de zonnepanelen. Er worden sensoren geplaatst om het vochtgehalte in het substraat te meten (UT/TU/HvA) en er wordt gekeken naar welke insecten, vogels en vleermuizen op het dak afkomen (Sweco). Naast de technische en ecologsiche monitoring, wordt ook onderzocht wat de maatschappelijke impact is, en of er haalbare businessmodellen om de grootschalige topeassing van inheemse groendaken te bevorderen (VU).
- Op de Control Room wordt de robuustheid en regenerativiteit van het inheemse daksysteem onderzocht. Op het dak worden twee substraatdiktes (75 kg/m² en 45 kg/m²) vergeleken om te bepalen welke het meest effectief is in het vasthouden van hemelwater en het ondersteunen van een robuust ecosysteem. Hierbij worden met behulp van sensoren zowel de vochtbalans (UT/TU/HvA) als de biodiversiteit van het dak gemeten (Sweco).
Dit project is mede mogelijk gemaakt door Kansen voor West – Voucherregeling fieldlabs TU Delft Campus, en is medegefinancierd door de Europese Unie.
Andere samenwerkingspartners:
TU Delft, Vrije Universiteit, Univeriteit van Twente, Hogeschool van Amsterdam, IKO, Nophadrain, Groofer, SolarNRG, Groendakspecialist, VivaraPro, Sweco.
Foto’s door Robèrt Kroonen.
