Ellen van Bueren en Bas Verkerk over de stad 2.0

Een gesprek over zaken waar Delft mee te maken had, heeft en krijgtEen gesprek over zaken waar Delft mee te maken had, heeft en krijgt

Ellen van Bueren en Bas Verkerk over de stad 2.0

Ellen van Bueren is hoogleraar Urban Development Management bij de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Ze is gespecialiseerd op het gebied van stedelijke duurzaamheid. In haar onderzoek en onderwijs besteedt zij aandacht aan vragen met betrekking tot bestuur, organisatie, regelgeving en besluitvorming in de ontwikkeling van stedelijke omgevingen en infrastructuren. Een van haar visies is dat je moet experimenteren om de stad te verduurzamen. ‘Zo ontdek je waar het wringt en schuurt, maar ook wat er kan.’ Bas Verkerk is twaalf jaar burgemeester geweest van Delft en speelde een belangrijke rol om grote infrastructurele projecten voor Delft vlot te trekken. Hij is initiatiefnemer van EUniverCities, een Europees netwerk van universiteitssteden waarin kennisinstellingen en gemeenten gezamenlijk in de stad toepasbare kennis ontwikkelen. In 2016 neemt Verkerk afscheid als burgemeester van Delft.

door Helen Jager

Van Bueren: ‘The Green Village is een levend laboratorium op de TU-campus waar onderzoekers, studenten, bedrijfsleven en burgers samen op zoek gaan naar nieuwe, duurzame en innovatieve oplossingen. De wetenschappelijke inzichten worden daar aan de praktijk getoetst. Ik ben benieuwd of de resultaten die The Green Village oplevert kunnen worden gebruikt in Delft?’ 

Verkerk: ‘Zeker. In nieuwbouw kun je heel snel een ontwikkeling toepassen, bijvoorbeeld als je een slag wil maken met energieverstandig bouwen en gebruiken. Dat kan niet alleen bij directe energie, maar ook bij de bouwmaterialen. In de Harnaschpolder en Rijswijk-Zuid worden nog wijken afgebouwd. De TU campus gaat zich echt ontwikkelen; daar zijn we nog wel zo’n 10 à 20 jaar mee bezig. En er komt een stadsparkachtige ontwikkeling richting dat gebied, een stevig brok groen in de stad met moderne inzichten over natuurontwikkeling, recreatie en leisure. Maar ook in de Spoorzone bouwen we nog een paar honderd huizen. Locaties genoeg dus waar we al die wetenschappelijke vindingen kunnen toepassen.’ 

Van Bueren: ‘Er wordt wel veel nieuw gebouwd, maar de stad heeft natuurlijk ook oude wijken waar van alles mee moet gebeuren. Ik kan me voorstellen dat je dan de nieuwste inzichten en vindingen op het gebied van bijvoorbeeld energie wilt toepassen.

Verkerk: ‘Ja, de volgende slag is natuurlijk renovatie. Op dit moment zijn we bezig bij het stadsdeel de Buitenhof, met hoge jarenzestigflats die aan het eind van hun levenscyclus zijn. De stenen zijn oud, de voorzieningen zijn oud, ze voldoen niet meer aan de veiligheidseisen, maar ook niet aan huidige de energetische eisen. Net als bij de Poptahof hebben we de eerste flats al aangepakt. Dat is tijdelijk gestopt door de economische crisis en door de situatie van de woningcorporaties. Maar goed, dat pakken we weer op zodra het kan. Daar kunnen we de kennis uit The Green Village ook direct toepassen. En al die kennis is niet alleen belangrijk voor onze stad, maar ook voor andere vernieuwingslocaties in Nederland en zelfs in de rest van de wereld.’ 

Daar kunnen we de kennis uit The Green Village ook direct toepassen

Bas Verkerk

Oud-burgemeester gemeente Delft

Van Bueren: ‘Hoe is de gemeente Delft eigenlijk betrokken bij The Green Village? Daar heb ik niet zo goed zicht op. Ik weet dat er samen met de ministeries en de provincie formeel is afgekaart dat er experimenteerruimte is en de gemeente Delft levert daar ook een bijdrage aan. Maar zet Delft zelf ook vragen op de agenda?’ 

Verkerk: ‘Ja, we zijn al een paar jaar bezig met de ontwikkeling van natuurwaarden; ruimte geven aan water, het groen een plek geven. En met resultaat. We stellen ons de vraag hoe we moeten omgaan met de fietsvriendelijkheid van dit gebied. Datzelfde geldt voor autogebruik. Want door de komst van zelfsturende systemen gaan de ontwikkelingen daarin razendsnel. De meeste auto’s blijken maar 95% van de tijd te worden gebruikt. Nou, dan kan je er dus meer mee doen. Stel dat je je auto zou kunnen gebruiken als een energieopwekker, dan ben je toch wel heel goed bezig. En de maatschappij kijkt er intussen ook wel op die manier naar. De TU kan en moet daarin echt een voorbeeld zijn.’ 

Van Bueren: ‘Wat merkt de gemeente eigenlijk van het veranderende overheidsbeleid? Want allerlei taken worden van het centrale overheidsbordje richting gemeente geschoven. Komt er bij jullie niet steeds meer werk te liggen waar ook specifieke kennis voor nodig is? Want dan ziet er het ernaar uit dat de gemeente in de toekomst een ander type medewerker nodig heeft. Hoe gaat Delft hiermee om?’ 

Verkerk: ‘Tja, vroeger stond er gewoon in de Algemene Politieverordening: gij zult een deugdzaam burger zijn. En nog steeds wordt er van iemand verwacht dat hij zich netjes gedraagt in de publieke ruimte en dat mensen beschaafd en fatsoenlijk met elkaar omgaan. Maar het uit zich op een andere manier en daar moet je antwoord op geven. In die transformatie en ook in de verhouding naar de stad, qua verantwoordelijkheid, past een andere rol van de gemeente. Dat uit zich in de politieke arena. En daarbij hoort natuurlijk een organisatie die daarin mee kan. Dus de ambtenaren zien hun taak en umfeld veranderen, net als hun relatie tot de burger en hun contacten. Dat is een enorme omslag.’ 

Van Bueren: ‘Dat betekent dus dat er bij het ambtelijk apparaat verandering van werkhouding en inzicht nodig is; durven loslaten en durven overlaten aan de samenleving.’ 

Verkerk: ‘Ja, het is regisseren. Uitdagen, stimuleren. Minimum eisen en randvoorwaarden en daarbinnen mag de stad het doen. Ik zeg het ook vaak als burgemeester; deze stad is niet van mij, hij is van jullie. Draag het, ontwikkel het.’ 

Van Bueren: ‘Dat klinkt wel makkelijk, maar hoe pak je dat aan? Want niet iedereen in de samenleving is daar even goed toe in staat.’ 

Verkerk: ‘Er is inderdaad een groep die minder goed meegekomen is in de moderne ontwikkelingen. Dat zie je aan zaken die te maken hebben met gezondheid, opleiding en het welbevinden in het algemeen. Daar moet je dus extra zorg voor hebben. Het gros van de burgers redt zich wel. Je moet je leven leiden zoals dat op je afkomt; in je woning, in je buurt, in je stad, in je regio. En mensen kunnen vaak veel. En dat is natuurlijk toch een beetje het probleem van de overheid; we kunnen die ontwikkelingen in de wereld om ons heen niet goed bijbenen.’

Van Bueren: ‘Dat merken wij inderdaad bij innovatie. Dan hebben we vaak te maken met wet- en regelgeving die achter de feiten aanloopt. Al innoverend ben je dus eigenlijk per definitie illegaal bezig.’ 

Al innoverend ben je dus eigenlijk illegaal bezig?’ 

Ellen van Bueren

hoogleraar Urban Development Management 

Verkerk: ‘Ja, dat komt door die enorme doorlooptijd die we nodig hebben bij het maken van wetten en regels en het ontwikkelen van systemen en beleid. Daar wrikt en wringt het aan alle kanten.’ 

Van Bueren: ‘Even terugkomend op die minimum eisen en randvoorwaarden waarbinnen de stad het mag gaan doen. Dat betekent wel dat er een mentaliteitsverandering nodig is bij de Delftse burger.’ 

Verkerk: ‘Niet alleen bij de burger, ook bij onze ambtenaren.Van hen wordt een andere werkhouding gevraagd. En gelet op de ontwikkelingen en op de plaats waar wijzelf onze nieuwe functie zien, duurt het waarschijnlijk wel even voordat de burger daaraan gewend is en die rol oppakt. Datzelfde geldt voor het ambtelijk apparaat. Door de bezuinigingen moeten we al inkrimpen en tegelijkertijd moeten we ook een andere overheidsrol oppakken. Dat is een buitengemeen grote uitdaging.’ 

Van Bueren: ‘Maar in hoeverre moet de stad Delft die uitdaging zelfstandig aangaan? Ik denk even aan de grote steden Rotterdam en Amsterdam, die hebben hun ingenieursbureaus. Die kunnen ze ook niet zelfstandig in de lucht houden en daarom zijn ze een samenwerkingsverband aangegaan met een duidelijk onderscheid op de verschillende competenties. Ze werken samen en lenen van elkaar waar nodig.’ 

Verkerk: ‘Daar moeten we inderdaad een oplossing voor verzinnen, want je hebt die expertise gewoon nodig. Aan de andere kant, het is onnodig dat je daar veel personeel voor in dienst hebt. En met een dedicated contract of convenant kun je geschikte mensen binnenhalen.

Je hebt van die hele grote, once-in-a-lifetime projecten, die je als stad maar eens in de 100 jaar kunt doen. Ik denk dat die sowieso beter kunnen worden begeleid door expertise van buitenaf. Stel bijvoorbeeld in VNG verband een ‘invliegteam grote projecten’ samen. Dan hoef je maar een keer de beste expertise op al die disciplines in Nederland naar je toe te halen en dat team kan dan de boel begeleiden, de onderhandelingen doen en overzicht houden.’

Van Bueren: ‘Maar hoe zit dat dan met de bestuurlijke dekking van dat soort projecten? Want dan vlieg je zo’n team in, en dan?’ 

Verkerk: ‘Daar moet de VNG dan over nadenken. Allemaal een kwartje in de pot gooien, want de BV Nederland heeft er ook iets aan. Maar bekijk dan wel alles vanuit de gemeentelijke optiek, want bouwwerken in de stad vergen een heel ander ontwikkelingskunstje dan landelijke projecten als een grote waterkering of een vliegveld. Daarom hebben we met een aantal steden gezegd dat we een metropool moeten vormen. De provincie zit onvoldoende in het DNA van de stad om te snappen hoe het zit met grondposities, met stakeholders, met burgers. Dat moet je echt lokaal organiseren. De regio groeit enorm snel naar elkaar toe; in het samenwerken, in het verdelen van de functies. Dan kun je dat beter maar formeel maken.Van Aartsen, Aboutaleb,Van der Tak (burgemeesters van respectievelijk Den Haag, Rotterdam en Westland) en ik beseffen dat we ons moeten organiseren op een breder en hoger niveau.’

Van Bueren: ‘Delft als onderdeel van de metropoolregio. Biedt dat voldoende slagkracht?’

Verkerk: ‘De grenzen liggen bij Leiden-Dordrecht. Pas daarmee kun je je agglomeratiekracht voldoende benutten. Door het stedelijk netwerken, door samen te werken pak je gewoon 10% meer economie. Mensen zitten dichter bij elkaar, dus ideeën worden sneller vermenigvuldigd, er zit veel meer marktmassa van consumenten en producenten waarin ook niches veel makkelijker kunnen bestaan. En dat genereert allemaal ideeën en dialoog en uitvindingen en verfrissingen en creativiteit.’ 

Van Bueren: ‘En werkgelegenheid natuurlijk. Ook voor mensen met iets minder opleiding die in de regio wonen. Maar is er in de toekomst dan nog wel een rol weggelegd voor een zelfstandig Delft in een metropoolregio waar Den Haag en Rotterdam de hoofdrolspelers zijn? Hoe behoudt Delft z’n identiteit?’ 

Verkerk: ‘Wat, hoofdrolspelers? Wij zijn keynotespeler. Wat zouden Den Haag en Rotterdam moeten doen zonder Delft? We hebben een aantal bijzondere assets, zoals een monumentale, historische binnenstad. Dat houdt z’n toeristische en culturele waarde, maar wij nutten dat onvoldoende uit. En we hebben de TU en de andere technologische instellingen met aanverwante bedrijven in de commerciële sector. Daarin zijn we uniek en dat weten Rotterdam en Den Haag heel goed. Wij hebben een goed vestigingsklimaat en het zwaan-kleef-aan effect van de universiteit.’

Van Bueren: ‘Ik denk nu gelijk aan het Centre voor BOLD Cities dat de universiteiten van Leiden, Delft en Erasmus (LDE) zijn gestart; Big Open and Linked Data. Daar vindt een grote ontdekkingstocht plaats naar wat we kunnen met data. Nu spitst het onderzoek zich vooral toe op de technische kanten van de stad, dus alle verkeersstromen, vervoersstromen, energiestromen, afval, water. Maar het perspectief van de burger en de gebruiker van de stedelijke omgeving zit daar niet heel erg ingebakken. We zouden eens moeten kijken welke innovaties we in dat LDE verband en The Green Village zouden kunnen ontwikkelen waar bijvoorbeeld ook bewoners van wijken als de Buitenhof direct nut van hebben. Als die wijk grootschalig gerenoveerd gaat worden, anticipeer daa dan op. En maak die burgers deelgenoot; dat aspect van technologische innovatie moet heel erg op het netvlies moet staan, ook bij de onderzoeker.’

Welke innovaties in Leiden-Delft-Erasmus verband en The Green Village kunnen we ontwikkelen?

 

Verkerk: ‘Dat zal zeker helpen in de kwaliteit van leven en deelname van de burger aan het maatschappelijk verkeer. En dat moet ook echt gebeuren. Het merendeel van de mensen doet het prima, maar daarnaast er is er een groep achterblijvers die is blijven hangen in de oude industriële wereld die er niet meer is. En ook nieuwkomers moeten ook aansluiting vinden bij de Nederlandse gemeenschap.’ 

Van Bueren: ‘Toch nog even over de Spoorzone; wat ging er nu eigenlijk mis?’ 

Verkerk: ‘Delft is financieel niet onderuitgegaan omdat die tunnel niet goed was, maar op de financiële context van deze stad. Die tunnel is met enige overschrijding, maar redelijk binnen budget, en zeker op tijd gebouwd, net als dit stadskantoor. Wij wilden die tunnel graag om de trein ondergronds te krijgen. Helaas wilde het Rijk pas investeren als het ook reizigers opbracht. Maar op gebied van ruimtelijke ordening en stedenbouwkundig gezien was de tunnel echt nodig. Sybilla Dekker heeft ‘We willen dat iedereen die hier dat gelijk gezien en 75 miljoen neergelegd.Verkeer en Waterstaat bleef erbij dat ze pas mee wilden werken als het iets opleverde. Een sterk staaltje van verkokerd denken. Wij wisten toen al dat er op een zeker moment capaciteitsuitbreiding nodig zou zijn en dan zouden we dat ondergronds gaan doen.Vooruitlopend op de extra reizigers hebben we dat moment toen naar voren gehaald. Want, zo werd er gedacht, en dat was niet gek, als alles hier ondergronds gaat, worden de grond en de huizen meer waard. Die meerwaarde zou de gemeente dan inzetten als investering. Dat was in 2004. Robbert Jan van der Ent Braat, manager Facilitair Bedrijf: binnenkomt ook weer tevreden naar buiten loopt.’

Maar toen kwam de financiële crisis in de huizenmarkt en bleven de verwachte opbrengsten uit. Dus wij konden niet leveren, want we hadden geen opbrengsten van vastgoed. Maar het Rijk wilde ons toch aan die bijdrage houden. Dan heb je dus een probleem.’ 

Van Bueren: ’Als u een advies mag geven aan uw opvolger, wat zou u hem of haar dan meegeven?’ 

Verkerk: ‘Versta het DNA van de stad, wandel veel in de stad, maar ga ook de regio in en leer van buitenlandse steden. Een burgemeester moet permanent nadenken over omgevingsfactoren en 20 jaar vooruitkijken. Want ook dan moet de stad nog in de race zijn. En al die dingen moet ‘ie ook nog kunnen uitleggen aan z’n burgers. Dat is de taak van een burgemeester, vind ik.’

Bron: Blauww april 2016

NIEUWSBRIEF