Een rol voor wol in een kringloopeconomie

Interview met Mirthe Snoek - Hollands Wol Collectief

  • duurzaam-bouwen

Een rol voor wol in een kringloopeconomie

Nederlandse schapenwol levert houders en herders niets op. Er is simpelweg geen vraag naar. Terwijl de sterke vezels voor een duurzaam materiaal zorgen waar geen synthetische variant aan kan tippen. Het Hollands Wol Collectief wil de Nederlandse wolketen in ere herstellen door van ingezamelde wol vilt en vulling te maken, halffabricaten waarmee andere partijen aan de slag kunnen. Op The Green Village werd er een belhokje mee bekleed.

In een bedrijfsverzamelgebouw aan de Rotterdamse Schiehaven bevindt zich het knusse met rollen vilt én een baal wol gevulde kantoor van het Hollands Wol Collectief (HWC). Medeoprichter Mirthe Snoek vertelt er over haar opleiding tot industrieel productontwerper in Delft. Hoe ze erachter kwam dat ze haar vak anders wilde benaderen dan ze kreeg aangeleerd. “Ik ben nog opgeleid om producten van plastic in China te laten maken.” Met medestudent Janne de Hoop had ze een klik. “We deelden een visie op duurzaam ontwerpen.” Hoewel hun wegen zich na de studie scheidden, vonden ze elkaar na pakweg vijf jaar terug.

Stadsherders
Tot halverwege de vorige eeuw beschikte Nederland over een bloeiende wolindustrie. De opkomst van synthetische vezels en de verplaatsing van industriële arbeid naar lagelonenlanden veranderden de situatie. “Vanuit met name Australië en Nieuw-Zeeland werd in de afgelopen decennia bovendien in toenemende mate hoogwaardige merinowol over de wereld verscheept, als grondstof voor textiel.” Nederlandse schapenwol, legt Mirthe uit, wordt nu behandeld als afval terwijl het een voor allerlei doeleinden geschikte natuurlijke grondstof is: een goed alternatief voor milieubelastende kunststoffen.

Het Hollands Wol Collectief is ontstaan in BlueCity, de Rotterdamse verzamelplek voor pioniers in de circulaire economie. Hier had in 2021 een zogenaamde hackathon plaats. “De stadsherders van de Rotterdamse schaapskudde hadden een belangrijk vraagstuk aangekaart: hoe krijgt wol weer de economische waarde toegekend die het heeft? Janne en ik sloten aan bij de hackathon en kwamen zo in contact met allerlei spelers in de wolindustrie.” In korte tijd leerden ze hoe de wolketen in elkaar steekt. Voor zichzelf zagen ze een rol weggelegd als smeders van een nieuwe keten, functionerend volgens de principes van een kringloopeconomie. “Op een website vatten we onze ideeën samen. Binnen twee weken tijd stroomden driehonderd reacties binnen, wat ons ervan overtuigde dat de berg ongebruikte wol – anderhalf miljoen kilo per jaar – als een wezenlijk probleem wordt ervaren. Reden genoeg om onze banen op te zeggen en fulltime aan een aanpak te gaan werken.”

Eerlijk
De naam Hollands Wol Collectief moet niet als een bedrijfscoöperatie worden geïnterpreteerd, verduidelijkt Mirthe. “We willen ermee benadrukken dat we het functioneren van de keten centraal stellen. Dat bereiken we door wol collectief in te kopen, anderen in staat te stellen met wol te werken en boeren zo een betere prijs te kunnen betalen.” De startup is nog zoekende naar wat een eerlijke prijs is. “De kwaliteit van de aangeleverde wol varieert. Hoeveel mest of stro zit erin? We praten er veel over met boeren en bieden jaarlijks prijzen die ons redelijk lijken. Maar we zijn het terrein nog aan het verkennen, solide verdienmodellen ontbreken. Voorop staat een fatsoenlijke verdeling van opbrengsten tussen ketenpartners.”

De uitgangspositie is zonder meer uitdagend. In 2023 leverde een kilo ruwe witte wol 5 cent op. Eén schaap levert ongeveer drie kilo wol op terwijl het scheren tussen de 3 en 5 euro kost. “Voor andersoortige wol moet je betalen om er vanaf te komen. Dan heb je het dus over een afvalstroom.” Door de geschoren wol die bij boeren ligt opgeslagen te verwerken tot een basismateriaal – vilt en vulling – dat andere partijen kunnen toepassen in producten zoals meubilair of isolatiemateriaal willen Mirthe en Janne een oplossing bieden. De wol moet worden gesorteerd en gewassen voordat hij kan worden verwerkt door een viltfabriek of spinnerij. “Wij begeleiden het hele proces van inkoop van ruwe wol tot en met de fabricatie en verkoop van vilt en vulling.”

Dat proces willen ze stap voor stap verduurzamen. “We richten ons bijvoorbeeld ook op verbetering van certificering om een product in de markt te kunnen zetten dat zich op de juiste wijze verhoudt tot andere producten.” De levenscyclusanalyse (LCA) van wol waarmee de impact op het milieu wordt bepaald, zegt Mirthe, is nu gebaseerd op de productie en verwerking van Australische merinowol. “Als je wol niet chemisch bewerkt, niet of alleen met natuurlijke stoffen verft, zo lang mogelijk in omloop houdt en uiteindelijk composteert, is de impact op het milieu kleiner. Die aspecten zijn nu vaker niet dan wel verdisconteerd in certificaten en keurmerken.” Een derde taak is de keten transparant maken. “Waar het materiaal vandaan komt, door welke handen het is gegaan en hoeveel ervoor betaald is, moet voor iedereen duidelijk zijn. Transparantie is een voorwaarde voor een echt duurzaam productieproces.” Wolwassen kan nu alleen over de grens, bijvoorbeeld in België. “Hopelijk op termijn wel weer in Nederland.”

 

Biobased
Voor grootschalige productie van warme truien en andere kleding is de Nederlandse wol, die een beetje kriebelt, nu niet goed genoeg. “Maar voor allerlei vormen van bekleding en voor afwerking van interieurs leent hij zich uitstekend.” Gezien onder meer de enorme isolatieopgave voor woningen denk Mirthe dat voor Nederlandse schapenwol zeker een rol is weggelegd als grondstof van biobased bouwmaterialen. Wol is onder meer brandwerend en vochtregulerend, ideale eigenschappen. “De bouwsector is voor ons nog een lastige markt. Je moet gelijk op grote schaal kunnen produceren en leveren, de marges zijn klein. De voor het certificeren van een materiaal benodigde trajecten kosten bovendien veel tijd en geld. Daar kijken we met het biobased bouwen-team van The Green Village ook naar: hoe zorgen we ervoor dat een architect of een aannemer nieuwe biobased materialen kan toepassen die aan allerlei eisen voldoen.” Een flinke puzzel, waar ze zoveel mogelijk ketenpartners bij betrekken. “Met de Nederlandse Schapen- en Geitenfokkersorganisatie onderzoeken we mogelijkheden om de kwaliteit van de wol op te schroeven, zodat er bijvoorbeeld garen van de vezels kan worden gesponnen.”

Op The Green Village kijkt Mirthe hoe haar halffabricaten kleinschalig kunnen worden toegepast. “Een eerste proef heeft betrekking op het interieur.” Eén van de twee belhokjes in het kantoor op de Delftse campus is afgewerkt met wollen materialen in plaats van kunststof akoestische panelen. “In zo’n ruimte wil je galm voorkomen. We hebben een regelwerk geplaatst gevuld met Woolfill waaroverheen Designvilt is bevestigd. Wat doet dit met de akoestiek?” De dunne, dicht op elkaar zittende vezels, legt ze uit, hebben een geluiddempende werking. “Bij de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft waren onze materialen al in een zogenaamde staandegolfbuis gelegd, om de geluidsabsorptie te meten.” Gebruikers van beide belhokjes, weet Mirthe na anderhalf jaar proefdraaien, tonen een duidelijke voorkeur voor de wollen versie.

De test leverde gelijk een praktische les op: hoe monteer je het materiaal zodat er een goed functionerend, demontabel en herbruikbaar bouwelement ontstaat? “Dan ligt lijmen niet voor de hand.” Mirthe kwam uit op bekledingsnagels zoals die in de stofferingspraktijk worden gebruikt. “Die optie kunnen we elders ook toepassen.” En dan zijn er motten die eitjes leggen. De larven zijn dol op onbehandelde wol, aldus Mirthe. Zouden die op enig moment het biobased bouwmateriaal oppeuzelen? “Dat was gelukkig niet het geval. De constructie bleef motvrij.”

Op eigen benen
Als beginneling in een nog niet bestaande markt kun je wel een steuntje in de rug gebruiken. Mirthe en Janne maakten onder meer gebruik van het Startup in Residence-programma van Provincie Zuid-Holland. “Momenteel doen we mee aan het Circular Factory-programma van BlueCity, gericht op opschaling. Heel fijn om in een netwerk van vergelijkbare ondernemingen te zitten. We leren van elkaar.”

Zowel vilt als vulling van het HWC is sinds 2023 gewoon te koop. De eerste afnemers hebben zich inmiddels gemeld. Mirthe noemt de productontwikkelaars van Kairos. Ze ontwierpen een duurzame zitbank waarin Woolfill is verwerkt. “Een aantal interieurarchitecten weet ons ook te vinden. In Museum Boijmans Van Beuningen en Verhalenhuis Belvédère hangen akoestische panelen gemaakt ons materiaal. Er zijn ook grafkisten mee bekleed.” Dankzij startersregelingen en andere vormen van subsidie en ondersteuning kan HWC zich ontwikkelen en onderzoeken hoe een duurzame wolketen tot stand komt. “Tegelijkertijd zijn we onze producten aan het verkopen – we behaalden ons omzetdoel voor 2023 – en staan we na twee jaar op eigen benen. Dat Nederlandse wol waarde heeft in een circulaire economie is dus bewezen. Daar ben ik trots op.”

Kussens én industrie opschudden
Ongeveer tegelijkertijd met Mirthe en vanuit een vergelijkbare behoefte de industrie te verduurzamen, startte Thijs van Bemmel met twee partners een bedrijf, Kairos. Ze ontwierpen en ontwikkelden een modulaire zitbank die direct, niet via meubelboulevards, aan de consument wordt verkocht. “Zoals vele innovatieve startups zijn we gaan zoeken. Hoe kom je tot hoogwaardig, herbruikbaar en zo min mogelijk milieubelastend meubilair dat lekker zit, betaalbaar is en op een transparante manier kan worden verhandeld?” Voor de rug- en zijkussens zocht Kairos een geschikt, bij voorkeur in Nederland aanwezig natuurlijk materiaal. “Wol is niet alleen warmte- en vochtregulerend. Ten opzichte van andere materialen heeft wol het voordeel dat het zijn kracht behoudt en terugveert. Daar is onderzoek naar gedaan. Voor ons reden genoeg om met het Hollands Wol Collectief in zee te gaan.”

Voor de vulling van de zitting, legt Thijs uit, zijn met aardolie vervaardigde materialen zoals polyester en latex vooralsnog de norm. “Qua druk en comfort luistert dat heel nauw. We gebruiken nu het meest hoogwaardige polyurethaanschuim dat wij in Nederland konden vinden. Latexschuim kan met natuurlijke grondstoffen worden gemaakt, maar die bevinden zich niet in Europa.” Kairos zit intussen niet stil. “In een circulair ketenproject van RVO onderzoeken we, overigens samen met het HWC, of er een natuurlijk alternatief is voor het PU-schuim.”

De kussens zijn in compartimenten ontworpen. Zo komen de gunstige eigenschappen van de wol tot hun recht. Thijs: “De wol zakt na verloop van tijd wel in, dus je moet de kussens af en toe opschudden. We zien dat onze klanten, mensen die om duurzaamheid geven, het wel waarderen dat ze hun bank een beetje moeten verzorgen.” Kairos verkocht in 2023 circa 40 modules. In 2024 is 100 stuks het streven. De wol van één schaap staat ongeveer gelijk aan de vulling van één kussen. Kan het HWC aan de vraag voldoen? “Daar hebben we het dus over met Mirthe en Janne. Welke afspraken kunnen zij maken met boeren en bewerkers? We moeten het samen doen en hopen vanuit een almaar beter functionerende wolketen op den duur de meubelindustrie op te schudden.”

Auteur: Eric Burgers

Heb je een natuurlijke innovatie die je graag in onze proeftuin Biobased Boulevard wilt testen? Neem contact op:

Floor Hoogenboezem

Floor Hoogenboezem

Programmamanager biobased bouwen
NIEUWSBRIEF